Van donorkind
naar donorpapa

De zoektocht naar mijn biologische vader

Een omstreden onderwerp, spermadonatie. Voor vele mensen is het een ver-van-hun-bed-show. Niet iedereen begrijpt het, niet iedereen wil er iets van weten. Deze longread geeft een inkijk in de wereld van donorkinderen en hoe moeilijk de zoektocht naar hun ware identiteit kan zijn. Ze blijven vaak met vraagtekens zitten. Jorrit (27) is sinds twee jaar op zoek naar zijn biologische vader. In september kwam hij zijn halfzus Jessie Kerkhove (32) tegen. Dezelfde blauwe ogen, dezelfde politieke voorkeur. Jorrit en Jessie willen achterhalen vanwaar die karakteristieken komen. Samen willen ze hun donorpapa vinden om zo het ontbrekende puzzelstukje van hun identiteit te vinden. ‘Ben ik nu wie ik ben door mijn opvoeding of lijk ik toch op mijn vader?’

Jorrit

'Als kind wilde ik inbreken in de spermabank'

Nature? Nurture? 

‘Ik wist al van jongs af aan dat ik een donorkind was. Mijn zus Sarah (ook donorkind met eventueel zelfde donorpapa, red.) en ik hadden twee mama’s. Destijds moesten zij wel hulp zoeken om hun kinderwens in te lossen. Ze waren hier steeds open over naar ons toe. Onze mama’s vonden dat alles bespreekbaar moest zijn. Toen mijn zus Sarah in de kleuterschool zat, kwam ze eens thuis en zei ze: ‘Wow, er zijn ook kindjes die een papa hebben.’ Zelf heb ik dat altijd normaal gevonden. Dat heeft te maken met het milieu waarin ik opgegroeid ben. De vriendenkring van mijn ouders bestond uit verschillende holebi-koppels. Ik wist dus altijd al hoe de situatie in elkaar zat en ik besefte dat ik misschien nog ergens halfbroers en -zussen had rondlopen. En dus ook een vader. Daar was ik altijd nieuwsgierig naar. Wat voor iemand is hij? Ben ik wie ik ben door mijn opvoeding of lijk ik op mijn vader? Nurture of nature?’

‘In de lagere school ging ik op een speelse manier om met mijn ontstaan. Ik sprak met vriendjes af om plattegronden te bestuderen, in te breken in de spermabank en de computer te hacken. Mijn mama vertelde mij dat de informatie over mijn papa wel ergens in die computers moest staan. Ik nam dat heel letterlijk en ik dacht dat het de enige manier was. Buiten nieuwsgierigheid heb ik niet vaak een ‘gemis’ gevoeld. Alleen op de middelbare school had ik het moeilijk. Mijn mama overleed en toen ging een heel rouwproces van start. Mijn andere mama was zelf aan het rouwen en liet mij in die periode net iets te vrij. Ik was afgeleid en verloor de focus op mijn studies. Ik ging van de ene naar de andere school. Uiteindelijk stopte ik en ging ik werken. Ik zat even in een zwaar dipje. Als ik er nu op terugkijk, was dat het moment dat er een man op tafel had moeten slaan. Tijdens die identiteitscrisis dacht ik weleens: ‘Godverdomme, ik mis een vaderfiguur!’. 

Jessie

'In de spermabanken werd het afgeraden om je kind te vertellen hoe het écht zat'

Te streng

‘Een vriendin vertelde me op 14-jarige leeftijd dat de man van wie ik mijn hele leven dacht dat hij mijn biologische vader was, dat toch niet was. Op dat beslissende moment zat ik de klas. Een goede vriendin van mij hoorde mij klagen over mijn papa. Ik zei dat ik hem te streng vond. Zij reageerde daarop: ‘Misschien is hij uw papa niet!’. Compleet in de war sprak ik haar na de les aan. Ze dacht dat ze haar mama hoorde zeggen dat ik een proefbuisbaby was. Ik heb daar een tijdje niets mee gedaan, maar ik heb er uiteindelijk dan toch mijn nonkel over aangesproken. Ik zei hem rechtuit: ‘Wat zijn dat voor ouders die niet eens zeggen dat ze je ouders niet zijn?’. Het duurde niet lang vooraleer mijn ouders erachter kwamen dat ik het wist. Mijn échte vader was een donor. Mijn ouders wilden het mij pas op een latere leeftijd vertellen. Mislukt dus.’

‘Mijn gezin was eerder conservatief. Ik was enig kind en afkomstig uit een kleine industriestad. Het feit dat ik een donorkind was, hoorde een geheim te blijven. Iedereen in de familie wist al dat ik een donorkind was, buiten ikzelf. In de spermabanken werd het ook afgeraden om je kind te vertellen hoe het écht zat. Dat zou de familieband namelijk minder sterk maken.’

Donor Detective

Stephanie Raeymaekers

Donor Detectives is een Vlaams-Nederlandse organisatie die donorkinderen ondersteunt in de zoektocht naar hun donorvader. De zes vrouwen achter het project bieden een platform voor begeleiding en ondersteuning. Dit is iets dat zij als donorkinderen tijdens hun zoektocht hebben gemist. Eén van hen is Stephanie Raeymaekers.

‘Donor Detectives startte vanuit een soort vriendschap en het feit dat wij allemaal dezelfde visie delen op de wetgeving rond spermadonatie’, begint Stephanie. Iedereen heeft immers recht op afstammingsinformatie. Met deze ingesteldheid bundelden ze hun krachten. Geduld om te wachten op de wake-upcall van hogere instanties hadden ze niet en zo zag hun initiatief, Donor Detectives, in 2017 het levenslicht.

Centimorgans

Aan outsiders en leken vertelt Stephanie steeds hetzelfde verhaal. The key om familie op te sporen, is om jouw DNA wel degelijk in een databank te stoppen. Iedereen kan zich daarin eenvoudigweg laten registreren. Na die inschrijving volgt er informatie over jouw etniciteit. Daar hoeft je niet veel belang aan te hechten, die gegevens kunnen variëren van databank tot databank. Automatisch wordt het nieuwe DNA vergeleken met het DNA dat reeds in het systeem stond en wordt het meteen gecheckt op verwantschap. Onmiddellijk rekent zo’n databank uit hoeveel DNA je met iemand deelt. ‘Van zodra je DNA deelt met een persoon, komt hij of zij in jouw lijst met matches terecht. Met jouw ouders –biologische ouders, uiteraard- heb je ongeveer 3000 centimorgans gemeenschappelijk.’ De genetische afstand tussen twee personen wordt uitgedrukt in centimorgans, dat is kortweg de meetterm van DNA. Op basis van deze hoeveelheid DNA, wordt er een graad van verwantschap gegeven. Daar zijn uiteraard een paar gradaties in: ‘Het geeft duidelijk aan of iemand een mogelijke biologische ouder kan zijn. Misschien een grootouder, broer of juist een verre neef. In het geval van Jorrit bracht het hem tot bij zijn halfzus.’

‘Wij gaan linken leggen om dat lege plekje in onze stamboom –en in ons leven– op te vullen: dat van onze biologische vader’

Afhankelijk van die DNA-matches, geeft Donor Detectives op de website aan hoe mensen met hun zoektocht kunnen starten. Hoe kom ik achter de identiteit van mijn biologische vader, voor dummies. Vervolgens kan het donorkind aan de slag met de resultaten die naar voren komen uit zo’n DNA-test. Overigens hoeft het niet enkel bij die lijst te blijven, ze kunnen beslist nog een stapje verder gaan door zich te zetten aan het bouwen van een familiale stamboom. ‘Handig om digitaal bij te houden. Ontzettend veel mensen willen de structuur van hun familie kennen en misschien zo achterhalen van welke landen hun voorouders afstammen, maar wij bouwen met een andere motivatie. Wij gaan linken leggen tussen verschillende families om dat lege plekje in onze stamboom –en in ons leven– op te vullen: dat van onze biologische vader.’

Gouden match

Stephanie raadt donorkinderen aan om vanaf een 100 centimorgans-match de boom van de andere partij te beginnen bouwen om na te gaan of er ergens overeenkomsten opduiken. ‘Het vergt veel werk om daarachter te komen, maar het is zeker wel de moeite. Uiteindelijk zit in DNA de sleutel van jouw afkomst.’ Stephanie kent veel donorkinderen, inclusief zichzelf, die al jaren op zoek zijn naar hun biologische vader. Haar advies? ‘Doseer, en besef dat een registratie niet altijd leidt tot een gouden match.’

‘Er is geen enkel argument rechtvaardig om een groep mensen zo fundamenteel te discrimineren.’

Zou je dat wel doen? En wat als je geen matches tegenkomt? Wat als je ‘m dan toch vindt en het een klootzak blijkt te zijn? Stephanie wordt soms gek van de vragen uit haar omgeving of –nog erger– op het internet. ‘Als een koppel vertelt dat ze een kindje verwachten, krijgen ze enkel positieve reacties. Als een donorkind laat vallen dat het op zoek gaat naar zijn biologische vader, zie je de wenkbrauwen al fronsen. Ontzettend jammer… Uiteraard weet ik dat er klootzakken tussen zitten, maar ook lieve mannen die achteraf beseffen dat ze aan een fout systeem hebben meegewerkt. Ze weten niet welke impact het heeft op die kinderen. Daarom stellen ze zich open en begrijpen ze de donorkinderen beter.’

Anonimiteit als schild

In België geldt er een volledige anonimiteit. Door die regeling bestaat er een belangenverstrengeling tussen het kind en de vader. De spermadonor wil te allen tijde onbekend blijven terwijl het donorkind dikwijls contact wenst met hem. ‘Gigantisch fout, die anonimiteit’, zegt Stephanie meteen. ‘Het schendt mensen die eruit voortkomen, fundamenteel. En het staat trouwens haaks op het kinderrechtenverdrag.’ Dat recht zegt dat elk kind, waar ook ter wereld, recht heeft om de identiteit van zijn of haar ouders te kennen. Naar Stephanies gevoel vertrekt de wetgeving te sterk vanuit de wensouder en gooit transparantie zomaar overboord. ‘Het maakt me boos dat die anonimiteit dient als een soort schild. Er is geen enkel argument rechtvaardig om een groep mensen zo fundamenteel te discrimineren.’

Ontmoeting
Jorrit & Jessie

Tweede halfzus?

Jorrit: Via de Facebook-groep van vzw Donorkinderen en een DNA-match bij de databank 23andMe, vonden Jessie en ik elkaar.

Jessie: We hebben elkaar pas een week later ontmoet.

Jorrit: Ik vond dat al héél lang, zo’n week wachten. Ik vertelde tegen iedereen die ik zag: ‘Ik heb een halfzus!’.

Jessie: Dat was héél erg awkward in het begin, die ontmoeting. Maar tegelijkertijd ook héél erg fijn. We hebben die dag zeker acht uur aan een stuk gepraat. Je kent elkaar niet, maar wanneer je begint te babbelen duiken er zoveel gelijkenissen op. Bij elk thema waren er voor ons wel overlappingen. We staan achter dezelfde politieke partij, we hebben dezelfde emotionele trauma’s en dezelfde manier om daarop terug te kijken. 

Jorrit: We hebben een heel gelijkaardig wereldbeeld. Bizar, toch? Met Mirke, mijn andere zus, heb ik dat veel minder. Natuurlijk zijn er met haar ook gelijkenissen op vlak van karakter. Maar qua interesses, visie op de wereld en ook emotioneel gezien is die gelijkenis toch minder. 

Jessie: Net daarom wil ik mijn donor vinden, of andere halfbroers of -zussen. Zitten zij ook zo in elkaar? Hoe groot was de kans al dat wij zo op elkaar zouden lijken? Het kan natuurlijk puur toeval zijn, maar juist daarom wil ik het weten. 

Jorrit: Als we nu nog eens met een ‘nieuwe’ broer of zus zouden matchen, kunnen we daarachter komen. (Lacht)

Jessie: Er zit een meisje in de Facebook-groep van vzw Donorkinderen waarvan we denken dat ze ook mogelijk een halfzus van ons kan zijn. Zij lijkt heel erg op ons, maar zij is met haar studies bezig en heeft nog niet zo’n interesse in een test.

Jorrit: Jessie bood zelfs aan om dat meisje haar test te betalen, maar dat vond ik precies een beetje creepy.

Mirke, mijn zus, kijkt ook heel anders naar de situatie. Zij is vroeger als donorkind in de media gekomen, maar nu wil ze hier niet meer op aangesproken worden. Dat snap ik niet echt, ik ben daar trots op. Mirke vindt dat het een impact op haar leven heeft waar ze niet voor kiest. Ik moedig haar aan om dat te vertellen aan anderen en dat niet weg te steken. 

Jessie: Binnenkort laat Mirke zich testen om te kijken of ze ook een halfzus van mij is. 

Jorrit: Dat is juist lastig, Mirke zoekt nu automatisch mee naar dingen die zij niet perse wil vinden. Ik denk ook niet dat Mirke Jessie al beschouwd als een zus. Dat is moeilijk om een plaats te geven. Wat betekenen wij nu alle drie voor elkaar? 

Toekomst

'In mijn hoofd is hij een filosofische rockster'

Jessie: Als we onze donorpapa zouden vinden, verwachten wij natuurlijk niet om in zijn testament te komen, of dat we elke Kerstmis en Nieuwjaar bij hem komen tafelen.  

Jorrit: Nee, integendeel. We willen gewoon weten wat we gemeenschappelijk hebben met hem, om alle puzzelstukjes in elkaar te laten vallen. Wat heeft hij gestudeerd? Welke interesses hebben we gemeenschappelijk? Naar welke muziek luistert hij? Gewoon, om een vergelijking te kunnen maken. In mijn hoofd is hij een filosofische rockster.

Het enige wat we nu eigenlijk kunnen doen is wachten op meer mensen die een DNA-test laten uitvoeren. Hoe meer mensen, hoe beter. Ook via de media proberen we steeds meer mensen aan te sporen om zo’n test te doen. 

Jessie: Ja, ook als gewoon al één iemand binnen één huishouden zich zou laten testen, zou dat ons al een enorme stap vooruithelpen!

Jorrit: Ik probeer dit ook te advertisen bij mijn vrienden. Dan hoop ik hen te overtuigen door te zeggen dat ze informatie zullen krijgen over de landen en streken waaruit hun voorouders komen, tot zeven generaties terug. In Amerika is dat trouwens ook een grote zaak. Daar laten ze zich testen zodat ze weten of ze wel echt een native American zijn of niet.

Jessie: Mensen uit Amerika vergeten dan weer dat wij wel degelijk op zoek zijn. Dan stuur je hen berichten om te vertellen over een eventuele match, maar antwoorden ze nooit. Met de feestdagen in het vooruitzicht zijn er ook massale kortingen bij DNA-databanken. Ze smijten er gewoon mee in het rond. In Amerika is het normaal om als kerstcadeau een DNA-test te vragen.

Donornummer

Jessie: Ik wil graag die anonimiteit zien verdwijnen in België. En liefst zelfs met terugwerkende kracht. In sommige landen geldt dat inmiddels, zoals Denemarken en Nederland. Wat mij betreft, mag dat er in België ook van komen.

Jorrit: De gegevens van alle donoren openbaar vrijgeven terwijl ze vroeger dachten dat ze anoniem bleven? Dat lijkt me nogal vrij radicaal, Jessie. Voor mij hoeft dat niet, die terugwerkende kracht.’

Jessie: In Amerika beschikt iedere donor over een donornummer. Dat nummer is gelinkt aan zijn uiterlijke kenmerken. Het blijft anoniem, maar de donorkinderen krijgen wel de nodige informatie over hun biologische vader. In Amerika bestaat er ook een donor siblings registry waar donorkinderen zich registreren met dat donornummer en op die manier komen ze met alle andere donorkinderen, gemaakt door eenzelfde man, in contact.

Jorrit: Misschien is dat wel de oplossing voor België, zo krijgen donorkinderen de informatie die ze willen –en waar ze recht op hebben, maar blijven de spermadonoren toch anoniem.

Androloog

Koen Wouters

Koen Wouters is labohoofd van het ZNA-Middelheim in Antwerpen. Hij is gespecialiseerd in IVF (proefbuisbevruchting) en andrologie (studie of behandeling van afwijkingen van het mannelijke geslachtsorgaan). Hij licht de wetgeving rond het doneren van sperma toe:

Audio

*Om privacyredenen wordt de echte naam van Sarah niet gebruikt.

Tekst en foto's: Rani De Volder, Lena Beerens & Laura Heremans

Tekeningen: ©Sarah Milh

Bron voor de informatie in datavisuals: ©Frederik Mahieu

Standing up man Icon made by ©Freepik from www.flaticon.com