Van toen tot nu:
90 jaar lekdreef

Luc Coekaerts (CC.BY.2.0)

Luc Coekaerts (CC.BY.2.0)

Al 90 jaar worden er in Averbode voor de abdij ijsjes verkocht. De lange laan waar alle ijsventers samenkomen om zowel toeristen als bewoners uit Averbode en omstreken te lokken, heet in de volksmond ook wel de lekdreef. De familie Laeveren stond mee aan de wieg van deze dreef en verkocht er drie generaties lang ijs. Moeder en vader Laeveren waren er al van in het prille begin bij. Hun dochters, Jeanne en Rosa, namen het van hun ouders over, en gaven ook op hun beurt de fakkel weer door aan hun kinderen. Vandaag de dag leeft hun erfenis verder aan de Abdijpoort, en kan je nog steeds een crèmeke gaan lekken aan een van de ijskarretjes.

De eerste generatie

Beroepsmilitair Isidorus 'Dorus' Laeveren kreeg het idee om ijs te maken in de jaren twintig. Nadat hij aan de citadel van Diest een ijssalon zag, besloot hij samen met zijn vrouw Amalia Bergen, 'Amelie van Dorus Keubber', voor een carrièreswitch te gaan. Ze kochten hun eerste ijsdraaier om hun ijs met de hand te maken, en ook een fiets met een ijskar achter. Dat was veel goedkoper dan een bakfiets, of zoals de lokale bevolking dat noemde, een triporteur.

Verschenen in 2008, Heemblad nr. 2, Heemkring Averbode

Verschenen in 2008, Heemblad nr. 2, Heemkring Averbode

Er kruipt enorm veel werk in het met de hand ijs draaien, en dan nog eens extra om de benodigde ijsblokken en koekjes te halen. Aan melk hadden ze geen gebrek. Dochter Jeanne herinnert zich dat zowel in de tijd van haar ouders als wanneer ze zelf in de ijskar stond, de boeren hun zelfs melk kwamen aanbieden.

IJs was in de naoorlogse jaren een luxeproduct. De eerste klanten waren dus niet de lokale bewoners, maar vooral pelgrims die op weg waren naar de basiliek van Scherpenheuvel. Aan de Abdijpoort bliezen ze dan even uit, om na een verfrissing hun tocht te voet of met de fiets verder te zetten. De dreef van de abdij werd al snel bekend als de ‘likdreef’ of ‘lekdreef’, waar Amelie elke dag met haar fiets ijsjes stond te verkopen aan de ingang. ‘In het begin verkocht onze va ijsjes in kleine kelkjes in een soort hostiegebak. Die werd gevuld en daarna mooi glad gestreken,’ vertelde dochter Jeanne over haar vader Dorus in 2008 in een interview met Joris Pironet voor de heemkring van Averbode.

Niet enkel voor ijsjes, maar ook voor verse orangeade of zoete kersen kon je er terecht.

De tweede generatie

Het duurde niet lang voor ook Jeanne en Rosa, de dochters van Amelie en Dorus, kwamen helpen met de verkoop. Jeanne is amper dertien jaar wanneer ze voor het eerst bijspringt en af en toe even spijbelt als haar moeder naar huis moet rennen om de voorraad aan te vullen. Niet veel later krijgt ze zelfs haar eigen bakfiets, die volgens haar moeder een huwelijkscadeau is wanneer ze later zal trouwen.

Verschenen in 2008, Heemblad nr. 2, Heemkring Averbode

Verschenen in 2008, Heemblad nr. 2, Heemkring Averbode

Wanneer ze oud genoeg zijn om het nest te verlaten, maken Jeanne en Rosa van ijsjes verkopen hun dagelijkse beroep. Ze starten elk een eigen bedrijf op en krijgen zelfs bijnamen; men noemt hen Jeanne en Rosa Crème.

Hun ingrediënten haalden ze van verschillende bronnen. De melk kwam van bij boeren in de omstreek, de rest kwam van bij groothandels in Scherpenheuvel. De galetten gingen ze iets verder in Diest halen. ‘Als het een drukke dag was geweest en de koekjes en hoorntjes op waren, moest ik de volgende ochtend snel naar Diest fietsen om voorraad in te slaan,’ vertelt Jeanne. ‘Die voorraad kon nooit groot zijn, want ik kon maximum vier blikken dozen per fietstocht dragen. En soms moest ik ook nog een ijsblok van bij de brouwer meebrengen.’

Zo’n ijsblok kon tot wel 25 kilogram wegen. ‘Onze vader had onze fietsstoeltjes extra versterkt,’ herinnert Rosa zich. Met aan weerszijden van het stoeltje een zak om telkens een halve blok ijs in te doen. ‘En dan nog een halve blok in een jute zak op het stoeltje zelf. Per rit naar Eindhout konden we zo 37,5 kilo’s meenemen,’ voegt Jeanne eraan toe. ‘Het was serieus duwen om met ons vrachtje over het zandpaadje langs de kasseiweg vanuit Veerle de Poortberg op te geraken. Als je thuiskwam was je achterwerk bevroren en waren je kleren nat van het smeltende ijs. We kunnen er nu mee lachen als we daaraan terugdenken, maar toen hadden we daar niet veel reden toe.’

Hoewel de zussen goed met elkaar omgingen, bleven ze op professioneel vlak elkaars grootste concurrenten. Jeanne en Rosa probeerden elkaar voortdurend af te troeven. ‘Behalve elkaar hadden we nog veel andere concurrenten, maar toch stoempten we elke morgen opnieuw voor dag en dauw om ter snelst ons loodzware triporteurke vol zelfgedraaid vanille-ijs de Poortberg op om de beste plek te bemachtigen. Want hoe dichter bij de abdij, hoe meer crèmekes je verkocht aan de pelgrims die uit de mis kwamen. Vooral 's zondags na de hoogmis was dat dé felbegeerde plaats waar we om vochten.’

Die pelgrims waren vaak Nederlanders die met de fiets op bedevaart naar Scherpenheuvel gingen, en aan de abdij in Averbode even stopten om met een fris ijsje uit te blazen. Om zeker geen klanten te verliezen, mochten die Nederlandse pelgrims zelfs met gulden betalen. ‘Soms vertrokken we al voor de mis van 8u. De Hollanders die naar Scherpenheuvel gingen, passeerden zo dan al. Ofwel waren ze al zo vroeg op de terugweg.’

Maar het ging niet enkel om zo dicht mogelijk bij de abdijpoort te staan, de zussen en ook de andere ijsverkoopsters waren de subtielere trucjes niet vreemd. Ze hadden elk hun eigen recept, maar deinsden er niet voor terug om met een leugentje of een slim trucje elkaars klanten te stelen. Verder maken ze afspraken met de paters van de abdij en of waren ze elkaar te snel af door bijvoorbeeld niet te zeggen dat de ene of de andere scoutsgroep een grote hoeveelheid ijs nodig had.

Soms liep dat al eens uit op ruzie. De werknemers van de drukkerij vlakbij de abdijpoort herinneren zich een keer dat ze overal muntstukken op de grond zagen na een meningsverschil tussen de verkoopsters. Die muntstukken hielpen ze dan mee oprapen. Daarna duurde het niet lang meer voor er afspraken gemaakt werden. De ijsverkoopsters spraken een beurtrol af voor het plekje het dichtst bij de poort. Tijdens het wachten op klanten, proeven ze zelfs elkaars ijsjes. De klanten werden ook onderling verdeeld. Als de ene bij het ene hotel gingen leveren, ging de andere naar een andere plek.

Jeanne vond tussen het ijs niet enkel haar professionele roeping, maar ook de liefde. Taxichauffeur Armand Boxberger bracht regelmatig klanten naar de abdij en bleef daarna steeds een tijdje bij Jeanne rondhangen om gezellig een ijsje te eten. Het duurde niet lang voor de vonk oversloeg en in 1942 stapten Jeanne en Armand in het huwelijksbootje. Het koppel verliet Averbode en verhuisde naar Diest. Jeannes bakfiets, die ze als vroeg huwelijkscadeau van haar ouders had gekregen, gaf ze door aan haar zus.

Beide zussen schakelen ook hun echtgenoten in om ijs te maken en verkopen. Rosa leert haar echtgenoot Jef Thielens ijs maken dat hij in de dreef kan verkopen. ‘Als we een groep zagen naderen, legde ik al een reeks galetten met bollen klaar zodat ik snel kon bedienen en dus ook meer mensen van de groep bij mijn kar kon afhandelen. Dat leerde ik Jef ook doen,’ zegt ze.

Tijdens de oorlog loopt de ijsverkoop, niet onlogisch, moeilijk. Alle grondstoffen worden gebruikt voor de oorlogsinspanning, en de middelen om ijs te maken zijn schaars. Er is geen meel, en dus kunnen er geen hoorntjes of koekjes gemaakt worden. Dat lossen de zussen op door hun bolletjes in een kartonnen schaaltje te serveren. Suiker werd gerantsoeneerd, maar de zussen kochten zo veel mogelijk rantsoenzegels van (andere) gezinnen over. Zij hadden dan wel minder suiker om in huis te gebruiken, maar kregen in ruil een handgemaakt roomijsje van een van de zusjes Crème. Om aan genoeg melk te komen moesten ze de boeren die hun waar vroeger zo enthousiast aanboden, nu soms zelfs omkopen.

Na de oorlog werden de bakfietsen geleidelijk aan vervangen door gemotoriseerde versies, en nog wat later door bestelwagens, waarmee Jeanne de grote ronde doet in Averbode, Zichem, Veerle en Ter Hoeve. Rosa neemt met haar gemotoriseerde bakfiets Okselaar en Molenstede voor haar rekening. Ook de ijsblokken worden nu met de vrachtwagen geleverd, waardoor de ijsmeisjes niet meer met de fiets op en af moeten. De stiel werd met de jaren steeds aangenamer. De oorspronkelijk moeilijke ijskarren werden comfortabelere wagens met een luidspreker die een muziekje speelden om hun komst aan te kondigen, net zoals de ijswagens die we nu kennen.

Steeds meer mensen halen ook een diepvriezer in huis, waardoor het ijs langer bewaard kan worden. Wanneer Rosa’s echtgenoot het IJsroosje - vermoedelijk een woordspeling op de naam van zijn vrouw - start, gaat ook hij mee met de tijd en begint hij met de verkoop van diepvriesijs. De mensen gaan niet enkel meer naar Averbode om een lekker ijsje te eten, maar ook om ineens een voorraad in te slaan die ze thuis in de diepvriezer kunnen bewaren.

De derde generatie

Na verloop van tijd wordt het zo druk dat ook Rosa's en Jeannes kinderen komen helpen. Bij Rosa komt dochter Nicole een handje toesteken, bij Jeanne is dat zoon Jean-Pierre. Het wordt zelfs zo druk dat er geïnvesteerd wordt in meerdere bestelwagens.

Verschenen in 2008, Heemblad nr. 2, Heemkring Averbode

Verschenen in 2008, Heemblad nr. 2, Heemkring Averbode

De lekdreef wordt steeds bekender, en zo komt er een moment in de jaren zestig dat de dreef de abdij voorbijsteekt in bekendheid. Tijdens deze jaren komen pelgrims, maar ook toeristen uit heel België naar Averbode. Aanvankelijk komen de meesten onder hen met de bus, maar de auto wint aan populariteit: mensen kopen een eigen wagen en rijden er op zondag mee rond, onder andere naar de lekdreef. Deze nieuwe trend zorgt voor heel wat parkeerproblemen tegen het einde van de jaren zestig.

Deze nieuwe toeristen zorgen voor meer werk, wat ertoe leidt dat Rosa haar dochter Nicole vraagt om te komen helpen in het familiebedrijf. Al snel krijgt een van de klanten interesse in Nicole, zijn naam is Freddy Martin. De twee trouwen en ook Freddy komt helpen bij de ijsverkoop.

Vanaf 1969 wordt tv-feuilleton ‘Wij Heren van Zichem’ voor het eerst uitgezonden, en midden jaren zeventig opent recreatiedomein ‘De Vijvers’ de deuren. Verder wordt er ook een toeristische autoroute, de Taxandriaroute, opgesteld door provincie Antwerpen en de Koninklijke Nederlandse Toeristenbond ANWB. Deze route, die start in Breda, leidt ook Nederlands toerisme naar Averbode en de lekdreef. De Nederlandse toeristen hoefden niet eens geld om te wisselen, zij konden hun ijsje gewoon in gulden betalen.

Ook Jeanne ervaart dat meer toeristen meer werk betekent, dus schakelt ze haar zoon Jean-Pierre in. Wanneer hij trouwt komt ook zijn echtgenote Florke Vrijdags helpen, en ook Jeannes echtgenoot Armand steekt de handen uit de mouwen. Dat blijkt nodig, want het aantal toeristen blijft toenemen.

Uiteindelijk, begin jaren negentig, beslist Jeanne ermee op te houden. Tijdens haar leven stampte ze een bedrijf uit de grond, wat hard werken betekende. Aan de ene kant had ze wat spijt dat ze in haar jonge jaren niet wat meer had kunnen genieten van het leven, maar aan de andere kant was ze toch trots: ‘Gelukkig zijn al die inspanningen niet voor niets geweest.’ Ook Rosa en haar echtgenoot maken dezelfde beslissing.

Een nieuw tijdperk

Met de zussen op pensioen duurt het niet lang tot de familie een punt zet achter de ijstraditie. Eind jaren negentig worden de bedrijven verkocht: familie Gijbels neemt IJsroosje over, en Andy Van den Bossche wordt de nieuwe eigenaar van ‘t Melkijsje.

Ook de nieuwe eigenaars ondervinden dat de lekdreef aan populariteit blijft winnen. Er komen nieuwe verkopers bij, wat dus meer concurrenten betekent. Een van de nieuwe concurrenten zorgt voor een revolutie in de lekdreef; Postel IJs begint te experimenteren met smaken. Voorheen verkochten IJsroosje en ‘t Melkijsje enkel basissmaken, maar nu moeten ze ook volgen om hun klanten te behouden.

De bedrijven beginnen te wedijveren om de meeste en de lekkerste smaken. Maar omdat de concurrentie meteen volgt wanneer iemand met een nieuwe smaak op de proppen komt, moet nieuwe concurrent Postel IJs al snel de deuren sluiten.

De nieuwe ijsverkopers in de lekdreef krijgt ook met problemen te kampen. Zo wordt er in 2015 beslist de lekdreef autovrij te maken, een beslissing waar de verkopers niet mee opgezet zijn. Zij vrezen immers dat de klanten niet meer zullen komen als ze verderop moeten parkeren.

Verder worden ook de standplaatsen voor de ijskarren duurder, wat de verkopers moeten doorrekenen in de prijs. Gelukkig zijn de klanten bereid om een paar cent meer neer te tellen voor hun ijsje.

Tekst: Maïthé Chini en Sofie Verdonck, foto's: Luc Coekaerts (CC.BY.2.0), Heemblad nr. 2 Heemkring Averbode 2008, Het Laatste Nieuws, Gerda Bats en Sofie Verdonck